Romeiros

Romeiros

In de vastentijd, tussen carnaval en Pasen trekt er een bijzondere stoet over het eiland São Miguel namelijk ‘de Romeiros’.

Deze tocht gaat terug tot de achttiende eeuw, een serie van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen inspireerde deze pelgrims om op pad te gaan. Het zijn pelgrims die met een wandelstok en een sjaal rond hun nek en een grote doek over de schouders die in ongeveer acht dagen met de klok mee wandelen rond het eiland. De voltooiing ervan is een belofte vergelijkbaar met die van Fatima in Portugal, waar toegewijden op hun bloedende knieën kilometers wandelen omdat de Maagd Maria hun kind of een gebroken hart genas.

De Romeiros lopen vandaag in de oorspronkelijke vorm: ze dragen geen voedsel of geld, eten alleen wat hen wordt gebracht en slapen, als ze ’s nachts niet door een medechristen in huis worden genomen, op een harde kerkvloer. Ze zijn naamloos en hebben geen familie of beroep. Wanneer er een nacht in een huis wordt doorgebracht, maakt het niet uit of ze hun gastheer eerder hebben ontmoet; ze worden simpelweg “broer” genoemd. Zelfs in het armste vissershuis krijgen ze de beste stoel aan tafel, het malste stuk vlees en het zachtste bed. Hun aanwezigheid wordt beschouwd als een zegen op de huizen die ze binnengaan. Ze eten, rusten, worden wakker en lopen weer.

Het is een zware tocht van 240 km, die al heel vroeg begint, en waarbij de deelnemers -al eeuwenlang uitsluitend mannen- van de ene Mariakerk naar de andere gaan.

Opvallend is dat regelmatig Azoriaanse emigranten speciaal over komen om deel te nemen aan de tocht. Ook op de acht andere eilanden van de Azoren vinden tochten van de Romeiros plaats.